1 Houd de onderlinge liefde in stand 2 en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen. 3 Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangen zat, en om de mishandelden als om mensen die net zo’n lichaam bezaten als u. Hebreeën 13:1-3
Onder de verschillende aansporingen in Hebreeën 13 zijn er twee die bijzonder relevant zijn voor het werkzame leven. Laten we beginnen met de tekst van vers 2: “houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen”. Dit vers refereert aan het verhaal over het gastvrije onthaal dat Abraham en Sara bieden aan bezoekers die engelen blijken te zijn, uitgerekend degenen die Abraham en Sara een zoon beloven (Gen. 18:101) . Deze verzen herinneren ons ook aan de talrijke daden van gastvrijheid van Jezus (bijv. Matt. 14:13-212) en zijn volgelingen (bijv. Marcus 1:313) en aan gelijkenissen als die van het bruiloftsmaal (Matt. 22:1-44).
Gastvrijheid zou weleens een van de meest onderschatte vormen van arbeid ter wereld kunnen zijn – in elk geval in de moderne westerse wereld. Hoewel het vaak onbetaald gebeurt, werken veel mensen hard om gastvrijheid in de praktijk te brengen. Toch, als men hen vraagt naar hun beroep, zullen slechts weinigen antwoorden: “Ik bied gastvrijheid.” We zien dit werk doorgaans eerder als een bijzaak of een privé-aangelegenheid dan als een dienst aan God. Toch is gastvrijheid een belangrijke daad van geloof – het geloof dat God ervoor zorgt dat we de kosten voor eten, drinken, gezelligheid en onderdak zullen kunnen betalen; dat het risico van schade of diefstal dragelijk zal zijn; dat de tijd die we met vreemden doorbrengen niet ten koste zal gaan van familie en vrienden; en, bovenal, dat vreemde mensen onze zorg waard zijn. Zelfs als we veel moeite moeten doen om gastvrijheid te schenken, is het een zeer betekenisvolle uiting van werk of dienstbaarheid die we als mensen kunnen bieden.
Daarnaast hebben bijna alle werkenden de kans om hun baan op een gastvrije wijze in te vullen. Veel mensen werken in de gastvrijheidsbranche. Maar zijn we ons er wel van bewust dat we invulling geven aan Hebreeën 13:1-3 wanneer we voor een schone, goed onderhouden hotelkamer en een gezonde en smakelijke maaltijd zorgen, of wanneer we op een feest of receptie de catering doen? Ongeacht de branche of het beroep, elke interactie met een collega, klant, leverancier, opdrachtgever of onbekende op de werkplek is een kans om anderen het gevoel te geven welkom te zijn en gewaardeerd te worden. Bedenk hoezeer het zou getuigen van Gods liefde als christenen algemeen bekend zouden staan om hun gastvrije houding tijdens hun gewone werk.
De tekst van deze blog is ontleend aan de website www.theologyofwork.org en is bewerkt door Caroline Oosterwijk, Krista Vreugdenhil en Siebe Hendriksen, studenten aan de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Door het plaatsen van deze en vergelijkbare blogs wil het associate lectoraat Christelijke Professie van de CHE nagaan of er in Nederland behoefte is aan dergelijke theologische bijdragen.
Deze blog is een vertaling en bewerking van: Hospitality.
Voetnoten
- GENESIS 18:10 (NBV) 10 Toen zei een van hen: ‘Ik kom over precies een jaar bij u terug en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben.’ Sara, die in de ingang van de tent stond, achter de man, hoorde dat.
- MATTEÜS 14:13-21 (NBV) 13 Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14 Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken. 15 Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 16 Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 17 Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 18 Hij zei: ‘Breng ze mij.’ 19 En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. 20 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. 21 Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.
- MARCUS 1:31 (NBV) 31 Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
- MATTEÜS 22:1-4 (NBV) 1 Daarop vertelde Jezus hun opnieuw een gelijkenis: 2 ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. 3 Hij stuurde zijn dienaren eropuit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen. 4 Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’”