Rapen

9 Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. 10 En wanneer je bij de wijnoogstdruiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God. Leviticus 19:9-10

Wie echt niet kan werken moet hulp krijgen

slapende werker

10 Toen we bij u waren, hebben we herhaaldelijk gezegd dat wie niet wil werken, niet zal eten. 2 Tessalonicenzen 3:10

9 Over de onderlinge liefde hoef ik u niets te vertellen, want u hebt zelf van God geleerd hoe u in liefde met elkaar moet omgaan. 10 U doet dat al met alle gelovigen in heel Macedonië, maar, broeders en zusters, wij sporen u aan om het nog veel meer te doen. 1 Tessalonicenzen 4:9-10.