De wet van de schaarste

Johannes 2: 7b ‘Ze vulden ze tot de rand.’

Nog niet zo lang geleden waren mijn vrouw en ik te gast bij een familie waar we gastvrij werden onthaald. Deze familie is decennia terug vanuit het Midden Oosten in Nederland komen wonen. Bepaalde gewoonten hebben ze vast gehouden, waaronder de gastvrijheid. Aan tafel werd die gastvrijheid duidelijk. Er was meer dan genoeg voor iedereen.

In deze wereld is dat niet gewoon. Noch die gastvrijheid, noch de overvloed. In de wereld geldt de wet van de schaarste. Schaarste is een kernbegrip geworden in onze economie. Voor een schaars goed moet iets opgeofferd worden. Vraag en aanbod bepalen dan de prijs van dat goed. Zo is in menige stad van ons land een woning een schaars goed geworden. De vraag overtreft het aanbod met alle gevolgen van dien.

Wanneer Jezus aanschuift bij een bruiloft blijkt de wijn een schaars goed. De moeder van Jezus stelt hem hiervan op de hoogte. ‘Ze hebben geen wijn meer.’ Een schande voor het bruidspaar wanneer de wijn op zou zijn. Geen teken van gastvrijheid.

Het tegenovergestelde van een economisch goed dat schaars is, is een vrij goed. Je hoeft er niets voor op te offeren. Een voorbeeld is zonlicht: je hoeft geen productiemiddel of tijd op te offeren om zonlicht voort te brengen. Het is er.

Het Evangelie staat haaks op de wet van de schaarste. Het is een vrij goed. Sterker, het is ‘de wet van de overvloed’. Als Jezus de bedienden opdracht geeft om vaten te vullen met water, dan doen ze dat ‘tot de rand’. De uitdrukking doelt erop dat het werkelijk helemaal niets meer bij kan. Meer kan niet! Bovendien roept de ceremoniemeester het uit wanneer hij het ‘water’ gepresenteerd krijgt; ‘de beste wijn’. Zo werkt dat dus met Jezus als meester. Hij zorgt voor overvloed én kwaliteit.

Johannes vertelt deze geschiedenis met een doel. Het wijst erop wie Jezus is. Het gaat niet om het wonder, maar om de wonderdoener. Alleen de Messias kan dit teken doen. Niet op commando, maar op zijn tijd. Wat Jezus biedt is genade, letterlijk een vrij goed. Leef jij onder de wet van de schaarste óf onder de wet van de overvloed? En waarin uit zich dat?