Zet uw zinnen niet op wat een ander toebehoort

17 Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’Exodus 20:17

Het tiende gebod verbiedt ons om onze zinnen te zetten op ‘wat een ander ook maar toebehoort’. Het is niet verkeerd om de dingen die onze buren toebehoren op te merken, en zelfs niet om zulke dingen op een rechtmatige manier voor onszelf te willen verwerven. In de bedoelde situatie gaat het er echter om dat iemand de voorspoed, prestaties of talenten van een ander ziet, hem zijn succes misgunt en die genoemde zaken van de ander wil afpakken, of de succesvolle persoon ervoor wil straffen. Het verbod geldt dus de wens om een ander te schaden, niet de begeerte om iets te bezitten.

We kunnen òf inspiratie halen uit andermans succes, òf onze zinnen zetten op het succes van die ander. De eerste houding vraagt om hard werken en zorgvuldigheid. De tweede houding leidt tot luiheid, creëert excuses voor mislukking en roept op tot diefachtig gedrag. We zullen nooit iets voor elkaar krijgen als we onszelf ervan overtuigen dat de winst van de een automatisch leidt tot het verlies van de ander en dat wij op de een of andere manier worden benadeeld door het succes van anderen. We zullen nooit tot grootse dingen in staat zijn als we, in plaats van hard te werken, ons inbeelden dat de prestaties van anderen die van onszelf zijn. De ultieme basis voor dit gebod is hier opnieuw het gebod om alleen God te aanbidden. Als onze aanbidding zich richt op God, dan verdrijft de begeerte om hem te dienen alle onheilige, heimelijke begeerte naar andere zaken, waaronder de zaken die onze buren toebehoren.

Deuteronomium voegt het woord “akker” toe aan de in Exodus genoemde lijst van dingen die we onze buurman niet mogen misgunnen. Net als de andere toevoegingen aan de Tien Geboden in Deuteronomium richt deze zich op het werkzame leven. Akkers zijn werkplaatsen en wie zijn zinnen zet op een akker, zet zijn zinnen op de productiemiddelen van een ander.

Afgunst en inhaligheid spelen zeker ook op de werkplek een gevaarlijke rol, want status, beloning en macht hebben een sterke invloed op onze omgang met mensen waarmee we veel tijd doorbrengen. We kunnen vele goede redenen hebben om op ons werk succes, promotie of waardering te willen. Maar afgunst hoort daar niet bij. En dat geldt ook voor te hard werken uit een obsessie met de maatschappelijke status die uit succes kan voortvloeien. Een van de grootste verleidingen op het werk is om de eigen prestaties op te blazen, ten koste van anderen. De remedie is eenvoudig, hoewel niet altijd gemakkelijk uit te voeren. Maak er een gewoonte van de prestaties van anderen te erkennen en hun het krediet te geven dat hen toekomt. Als we de successen van anderen kunnen leren waarderen – of in elk geval erkennen -, krijgen afgunst en jaloezie op de werkplek geen voeding meer. Sterker nog, als we kunnen leren zo te werken dat ons succes hand in hand gaat met dat van anderen, maakt inhaligheid plaats voor samenwerking en afgunst voor eenheid.

De tekst van deze blog is ontleend aan de website www.theologyofwork.org en is bewerkt door Caroline Oosterwijk, Krista Vreugdenhil en Siebe Hendriksen, studenten aan de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Door het plaatsen van deze en vergelijkbare blogs wil het associate lectoraat Christelijke Professie van de CHE nagaan of er in Nederland behoefte is aan dergelijke theologische bijdragen.Deze blog is een vertaling en bewerking van: Working Hard for Good.