Paulus is een pleitbezorger van onderlinge solidariteit en liefdadigheid, maar alleen jegens hen die echt hulp behoeven. Hij beschouwt de ruimhartige bijstand aan de werkloze christenen in Tessalonica duidelijk als gepaste uitingen van Christelijke naastenliefde. Bovendien roept hij de gemeente op om, zelfs nadat sommigen op zelfzuchtige wijze andermans daden van naastenliefde hadden uitgebuit, door te gaan met hun goede daden door te blijven geven aan mensen die daadwerkelijk in nood verkeren. Uit teleurstelling zouden de gulle gevers gemakkelijk terughoudend kunnen zijn geworden ten aanzien van liefdadigheid, en er verder vanaf te zien.
De cruciale factor om te bepalen of een werkloze liefdadigheid of bijstand verdiende was zijn bereidheid om te werken (2 Tess. 3:10). Sommige mensen zijn heel goed in staat om te werken maar doen dat niet, gewoonweg omdat ze het niet willen – deze mensen verdienen geen financiële of materiële ondersteuning. Anderen daarentegen kunnen als gevolg van een beperking of een verzachtende omstandigheid niet werken – zij hebben duidelijk recht op financiële of materiële ondersteuning.
In de praktijk is het uiteraard moeilijk te bepalen wie lui is en wie juist wel bereid maar oprecht niet in staat is om te werken of werk te vinden. Als het voor de hechte gemeenschap van gelovigen in Tessalonica al ingewikkeld was om te onderscheiden wie wel en wie geen financiële ondersteuning verdiende, dan kun je je voorstellen hoeveel moeilijker dat voor een wijdvertakte moderne stad, provincie of natie is. Deze realiteit heeft onder christenen geleid tot diepe scheidingslijnen met betrekking tot het sociale beleid zoals dat wordt uitgevoerd door zowel de kerk als de staat. Sommigen gaan daarbij te ver in hun genade, door relatief gemakkelijk en ruimhartig, en soms gedurende lange tijd, te geven aan mensen die het ogenschijnlijk financieel zwaar hebben. Anderen gaan te ver in hun vlijt, door tamelijk strenge bewijzen te eisen dat de situatie het gevolg is van factoren waarover de ontvanger geen controle heeft en door de uitkeringen in duur en hoogte te beperken.
Een bijzonder netelige kwestie is de bijstand aan alleenstaande moeders met kleine kinderen en van alle langdurig werklozen in tijden van economische recessie. Is deze vorm van hulp een blijk van zorg voor de meest kwetsbare leden van de samenleving, met name kinderen in kwetsbare gezinnen? Of ondersteunt deze de cultuur de verwijdering uit het werkzame leven, ten koste van zowel het individu als de samenleving? Dit zijn ingewikkelde en uitdagende onderwerpen. Bijbelpassages zoals deze in de brieven aan de Tessalonicenzen kunnen een belangrijke rol spelen in het denken van christenen over maatschappij en politiek. Onze conclusies kunnen ons mogelijk tegenover andere christenen plaatsen, maar dat hoeft geen reden te zijn om ons verre te houden van politiek of samenleving. Toch zouden we het debat over politiek en samenleving moeten voeren met respect, vriendelijkheid en in een gezonde besef dat onze gezichtspunten niet onfeilbaar zijn. En met het besef dat andere gelovigen uit dezelfde passages tegengestelde conclusies kunnen trekken.
De brieven aan de Tessalonicenzen tonen de waarden en inzichten van God zoals toegepast op de context van het oude Tessalonica. Ze vormen geen in beton gegoten sociaal programma of partijprogramma voor de sterk uiteenlopende contexten waarin we nu leven. Het is duidelijk dat Paulus vindt dat alle christenen van Tessalonica naar vermogen moeten werken én dat de kerk moet zorgen voor mensen die echt hulp nodig hebben. En dat de gelden van de gevers in de kerk bij voorkeur strategisch ingezet moeten worden in plaats van ze zomaar weg te geven zonder duidelijk doel. Integendeel, als de werklozen weer aan het werk gaan, zullen ze in een positie komen om weer te kunnen geven in plaats van ontvangen, zodat de kerk nog beter in staat zal zijn om het evangelie te verspreiden en voor de armen en behoeftigen binnen en buiten de geloofsgemeenschap te zorgen.
De tekst van deze blog is ontleend aan de website www.theologyofwork.org en is bewerkt door Caroline Oosterwijk, Krista Vreugdenhil en Siebe Hendriksen, studenten aan de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Door het plaatsen van deze en vergelijkbare blogs wil het associate lectoraat Christelijke Professie van de CHE nagaan of er in Nederland behoefte is aan dergelijke theologische bijdragen.Deze blog is een vertaling en bewerking van: Those truly unable to work should receive assistence.