Christenen worden geacht te werken

Young Woman Workspace Working Girl  - kaboompics / Pixabay

9 Over de onderlinge liefde hoeven wij u niets te schrijven, want u hebt zelf van God geleerd hoe u in liefde met elkaar moet omgaan. 10 U doet dat al met alle gelovigen in heel Macedonië, maar, broeders en zusters, wij sporen u aan het nog veel meer te doen 11 en er een eer in te stellen in alle rust uw eigen zaken te behartigen en uw eigen brood te verdienen. Dat hebben wij u opgedragen, 12 opdat u een eerzaam leven zult leiden in de ogen van hen die niet tot de gemeente behoren, en u van niemand afhankelijk bent. 14 Wij sporen u aan, broeders en zusters, iedereen die zijn dagelijks werk verwaarloost terecht te wijzen, de moedelozen hoop te geven, op te komen voor de zwakken, met iedereen geduld te hebben.1 Tessalonicenzen 4:9-12; 5:14

Paulus wijst erop dat God verwacht dat iedere christen die kan werken, dat ook doet (vers 11 en 12). Hij spoort de Tessalonicenzen aan om “uw eigen brood te verdienen” (vers 11) en dat “u van niemand afhankelijk bent” (vers 12). In plaats van werk te ontwijken, zouden de Tessalonische christenen ijverig moeten zijn, werkend om in hun eigen levensonderhoud te voorzien en daarmee voorkomen dat ze een onnodige last zijn voor anderen. Een handarbeider zijn in een Grieks-Romeinse stad betekende een hard leven volgens de moderne en de oude standaard, en de gedachte dat niet te hoeven doen, zou aantrekkelijk geweest kunnen zijn. Het is echter onaanvaardbaar om werk te vermijden en te teren op de opbrengst van andermans werk. Het is opvallend dat Paulus’ behandeling van deze kwestie in 1 Tessalonicenzen wordt geplaatst in de context van “onderlinge liefde” (1 Tess 4:9). Het idee is duidelijk dat liefde en respect essentieel zijn in christelijke relaties, en dat leven van de liefdadigheid van een ander onnodig liefdeloos is en respectloos naar de betrokken liefdadige medemens.

Het is belangrijk om te onthouden dat werken niet altijd betaald werk betekent. Veel vormen van werk – koken, schoonmaken, repareren, verfraaiing, kinderen opvoeden, jongeren coachen en duizenden andere dingen  –  voldoen aan de behoeften van de familie of gemeenschap, maar leveren geen betaling op. Ander werk –  bijvoorbeeld in de kunst  –  wordt gratis aangeboden of tegen een prijs die te laag is om diegene te onderhouden.  Niettemin is het allemaal werk.

Het mandaat in Genesis 2:15 (“God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken”) is nog steeds van kracht. Het werk van Christus heeft het oorspronkelijke werk van de mensheid niet geëlimineerd of verdrongen, maar het heeft het meer vruchtbaar en uiteindelijk waardevoller gemaakt. Paulus’ nadruk op de voortdurende deugdelijkheid  van werken is geen concessie aan een burgerlijke agenda, maar weerspiegelt eerder een evenwichtig perspectief op het al/nog niet aanwezige koninkrijk van God. Gods koninkrijk is al naar de aarde gekomen in de persoon van Jezus, maar het is nog niet tot voltooiing gebracht.
Als christenen ijverig en uitmuntend werken, dan tonen ze aan dat Gods koninkrijk niet een escapistische fantasie is, maar een vervulling van ‘s werelds diepste werkelijkheid.

De positieve kijk op de waarde van werk die Paulus promootte was tegengesteld aan de geldende cultuur. De Grieks-Romeinse wereld kende een zeer negatief beeld van handenarbeid. Tot op zekere hoogte is dit begrijpelijk in het licht van hoe onplezierig stedelijke werkhuizen waren (in deze werkhuizen werden arbeidslozen verplicht aan het werk gezet). Als het uitgangspunt in Tessaloniki werkelijk werkloze handarbeiders waren, dan is het niet moeilijk te snappen hoe makkelijk het zou zijn om de liefdadigheid van hun broers en zussen uit te buiten om maar niet naar terug te hoeven naar hun werkhuizen. Immers, zijn niet alle christenen gelijk in Christus? Maar Paulus heeft geen tijd voor eventuele rationalisaties. Hij benadert de kwestie vanuit een sterk in het Oude Testament geworteld begrip dat laat zien dat God Adam schiep om te werken. En dat Adams handmatige arbeid niet afwijkt van aanbidding, maar daar eerder een vorm van is. In Paulus’ optiek is handenarbeid niet te min voor een christen en Paulus had zelf gedaan wat hij eist van dat deze inactieve broeders. De apostel beschouwt werk duidelijk als een manier waarop gelovigen God eren, liefde tonen aan hun medechristenen, en waarmee ze de transformerende kracht van het evangelie laten zien aan buitenstaanders. Hij wil dat de luie broeders dit perspectief omarmen en zo een indrukwekkend, in plaats van schandelijk voorbeeld zijn voor hun ongelovige tijdgenoten.

De tekst van deze blog is ontleend aan de website www.theologyofwork.org en is bewerkt door Caroline Oosterwijk, Krista Vreugdenhil en Siebe Hendriksen, studenten aan de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Door het plaatsen van deze en vergelijkbare blogs wil het associate lectoraat Christelijke Professie van de CHE nagaan of er in Nederland behoefte is aan dergelijke theologische bijdragen.

Deze blog is een vertaling en bewerking van: Christians Are Expected to Work.