Welke taal spreek ik?

Verstaan wij elkaars taal nog wel? Luisteren we wel naar elkaar? Proberen we elkaar nog te begrijpen? Horen wij de argumenten voor en tegen en wegen wij die? Spreken wij authentiek en transparant of praten we vooral anderen na? En is een normaal gesprek daardoor nog wel mogelijk? Omdat we elkaars taal niet meer spreken. Omdat er geen bereidheid is onze eigen mening te wegen, laat staan aan te passen. Omdat we alleen onze eigen wijsheden willen verkondigen. Omdat we niet geïnteresseerd zijn in wat een ander er van vindt. Ik moet er aan denken als ik de gebeurtenissen in de politiek bekijk. Als ik het zoveelste debat zie in het Engelse Lagerhuis over Brexit. Maar ook Nederlandse politici kunnen er wat van. Ik moet er aan denken op de werkvloer. Hoeveel miscommunicatie is er niet tussen het hoofdkantoor en de nevenvestigingen, in vergaderingen en werkgroepen, tussen collega’s van de productie afdeling en de afdeling verkoop, tussen telefonische hulpdiensten en hun cliënten. En ook in de kerk, in de christelijke gemeente lukt het steeds vaker niet meer om van hart tot hart te spreken over inhoudelijke geloofsvragen of organisatorische onderwerpen. Het lijkt wel of iedereen een andere taal spreekt. Alsof God net als bij de torenbouw van Babel de spraak van ons mensen verward heeft. Om de samenwerking tussen mensen, die denken met elkaar God van de troon te kunnen stoten, onmogelijk te maken.

Volgende maand is het weer Pinksteren. De bekende woorden uit Handelingen 2 zullen in de kerk weer veelvuldig klinken. Hoe de Heilige Geest zo’n 2000 jaar geleden is uitgestort op de apostelen. Tongen als van vuur. We luisteren naar de Pinksterpreek van Petrus. Uitgesproken in Jeruzalem, een wereldstad, waar toen ook vele volken en culturen en talen bij elkaar waren. We zullen de vraag weer horen van al die mensen die in verwarring zijn, die buiten zichzelf zijn, die zich verwonderen : hoe kunnen wij die mannen uit Gallilea, die alleen praktisch zijn opgeleid, horen in onze eigen taal waarin wij geboren zijn? En dan volgt die prachtige volken catalogus, alle toen bekende volken uit alle windstreken worden genoemd. Wij horen hen, een ieder in onze eigen taal, van de grote daden van God spreken. Hoe kan dat? Hoe lukte dat toen? Hoe werd die taal barrière geslecht? Waardoor begrepen die mensen waar Petrus het over had? Door de Heilige Geest natuurlijk zult u zeggen. Ik kan dat natuurlijk niet ontkennen. Maar ik denk dat er nog meer over te zeggen valt. Wij horen hen van de grote daden van God spreken. Petrus sprak niet over zijn eigen mening, zijn eigen visie, zijn eigen standpunt, zijn eigen stokpaardjes, zijn eigen wijsheid. Nee, hij sprak van de grote daden van God. Zou dat de sleutel kunnen zijn, de code, waarmee de communicatie tussen mensen hersteld kan worden? Door de grote daden van God te verbinden met de politiek, met de werkvloer, met mijn gezin. Door ook in de kerk de grote daden van God centraal te stellen in plaats van de positie van de dominee, de kerkenraad of de kerkorde? Zou dat de huidige spraakverwarring die we overal  waarnemen kunnen opheffen?